Henk, bron van vreugde en zorgen
Alweer een tijdje niets geschreven in dit blog. Niet dat er niets te schrijven valt, maar gewoon te druk geweest. Dus even wat inhalen.
Henk levert ons nog steeds twee soorten gevoelens op: plezier en zorg. Plezier omdat hij zo leuk is, en omdat hij ons telkens weer zijn lieve en zorgzame kant laat zien. Zorg, omdat het leven voor hem soms zo lastig te begrijpen is en we hem niet altijd kunnen helpen.
Een paar weken geleden was Henk weer voor het weekeind thuis. De planning was echter niet zo gelukkig. Zaterdag moest ik eerst naar de algemene ledenvergadering van KansPlus en ik kon Henk pas eind van de middag ophalen. Zondag had ik een studieconferentie van GroenLinks/PvdA op het programma staan over Sociaal Economische Gezondheidsverschillen. Ik moest vroeg op om nog een en ander voor te bereiden en kwam pas om 4 uur thuis. Meestal wil Henk rond dat tijdstip terug naar zijn groep, en ik bood aan met hem nog even langs het graf van Leen te gaan om daarna door te gaan naar de groep. ‘Rust eerst maar even uit” was zijn reactie.
Maandagochtend belde hij, zoals iedere ochtend, op om goede dag te wensen. Ik was alweer aan het werk en zijn eerste vraag was of ik niet moe was. “Want gisteren was je moe he?”. Hier word ik nou zo warm van; dat aan anderen denken waar Henk zo goed in is.
Maar ik maar me dus ook zorgen. In het telefoongesprek vertelde Henk me ook dat hij ‘op zijn sodemieter’ had gehad van zijn begeleidster. Nu weet ik dat dat wel meevalt, en dat hij waarschijnlijk iets verkeerd begrepen heeft, maar dat gebeurt vaak. Ik heb dan een dilemma. Het lukt me niet in een gesprek Henk anders te laten kijken naar wat gebeurd is, en tegelijk wil ik zijn gevoel niet bevestigen. Ik praat er dan maar wat om heen, maar heb wel het gevoel dat ik hem in zijn beleving in de steek laat.
Dit gebeurt vaak. Henk heeft als het erop aan komt geen vertrouwen in zijn begeleiding. Als er iets is, belt hij ons om hulp. Een recent voorbeeld was dat hij belde dat hij oorpijn had. Zijn hoorapparaat deed pijn als hij het in deed. Als ik dan zeg dat hij daar beter even mee naar zijn begeleiding kan gaan, is zijn reactie direct dat die geen tijd hebben, of het niet kunnen, of dat ze hem niet willen helpen. We weten dat die niet het geval is, en we gaan er ook nooit zelf op af om het voor hem op te lossen. We zeggen dat hij toch echt even naar de begeleiding moet gaan. Als het iets belangrijks is bellen we soms wel achteraf even naar de begeleiding om te zeggen dat Henk ergens mee zit en of ze daar even naar kunnen kijken.
Het moet erg vervelend voor Henk zijn om – al dan niet terecht – geen vertrouwen te hebben in de begeleiding van wie hij dagelijks afhankelijk is. Voor de begeleiding zelf is het ook vervelend dat ze hun best doen en dat het ze toch niet lukt om het vertrouwen van Henk te krijgen. Het kan zelfs zijn dat ze het niet eens in de gate hebben dat de relatie met Henk op dit vertrouwensniveau niet goed is.
In het komend gesprek over zijn ondersteuningsplan moeten we het er toch maar over hebben hoe we van beide kanten – wij als ouders samen met de begeleiding – kunnen werken aan het verstevigen van het vertrouwen dat Henk in zijn begeleiding kan hebben.